Meeruiken met Maria (en Oscar’s Osmose)

Jan van Scorel, Maria Magdalena, ca. 1530, collectie Rijksmuseum

Door Dr. Caro Verbeek, geur- en kunsthistoricus.

Zien we op een afbeelding een rijk uitgedoste vrouw met weelderige lokken – die soms zelfs tot haar voeten komen – dan is de kans groot dat we met Maria Magdalena te maken hebben. Is in dezelfde voorstelling een kruik of zalfpot afgebeeld, dan is er geen twijfel meer mogelijk over de identiteit van deze Bijbelse figuur.

Hoewel haar persoon wordt omgeven door mythes en valse aannames, zijn een paar dingen over Maria Magdalena zeker. Uit het Nieuwe Testament blijkt bijvoorbeeld dat zij de enige vrouw was uit het vaste gevolg van Jezus. Ze zou zelfs een van zijn lievelingen zijn geweest met wie hij zo intiem was, dat hij haar op de mond kuste. Omdat ze als ongetrouwde vrouw zonder begeleiding met een stel vrijgezelle mannen optrok, werd ze in de geschiedenis vaak onterecht als een zondige en zelfs als prostituee voorgesteld. Pas in 1969 werd haar naam door de paus in ere hersteld. Het is waarschijnlijker dat Maria een weduwe was: in die hoedanigheid was het geen schande om ongehuwd met mannen op te trekken.

Wat ook zeker is, is dat Maria Magdalena bijzonder welgesteld was. Dit is in de schilderkunstige traditie onder andere af te leiden uit haar kleding. Haar uitdossing en haardracht zijn vaak aangepast aan de tijd waarin de kunstenaar leefde, zoals in het geval van Jan van Scorels exemplaar uit het begin van de zestiende eeuw. Doorzichtige voiles en borduursels met kralen, geven de heilige een eigentijds en modieus uiterlijk, zodat de toeschouwer zich direct met haar verbonden voelde. Je zou haar immers zo op straat kunnen tegenkomen. Als je geluk had tenminste.

Er is nog een belangrijkere aanwijzing voor Maria’s rijkdom. En dat is de al even genoemde zalfpot. Geen wonder dat schilders deze vaak zo’n prominente plek geven en voorzien van de mooiste decoraties. Toch gaat het niet om de buitenkant van dit voorwerp, maar om dat wat het omvat: een olie. En niet zomaar een olie, maar wel de duurste geurstof die op dat moment – dus zo’n tweeduizend jaar geleden – voorhanden was.

Deze in de vergetelheid geraakte geurstof speelt de hoofdrol in ‘de zalving te Bethanië’: een verhaal dat door meerdere evangelisten is opgetekend. De meest intieme vertelling komt van Johannes. Na de opwekking van Lazarus (ook een bijzonder geurige aangelegenheid, Lazarus was immers al een tijdje dood…), wordt een groot feest gegeven ter ere van Jezus en het wonder dat net heeft plaatsgevonden. Natuurlijk is Jezus van de partij. In het huis van Lazarus wordt hij opgewacht door Maria, waarna zich een scène ontvouwt die niet had misstaan in een Hollywood-film:

“En toen nam Maria een kruikje kostbare zuivere nardusolie, zalfde de voeten van Jezus, en droogde ze met haar haar: de geur van nardus trok door het hele huis.”

De betekenis van deze zin zal bijna iedere hedendaagse lezer ontgaan en dat komt doordat we niet meer weten wat de waarde en rol was van deze geurstof. Nardus was een heel bijzondere plantaardige welriekende stof die alleen was voorbehouden aan personen met de allerhoogste status, zoals hogepriesters, farao’s, goden en de god uit het Christelijke monotheïsme. Het was dan ook niet makkelijk om aan dit goedje – dat nu bekend staat onder de wetenschappelijke naam Nardostachys jatamansi – te komen dat helemaal uit de Himalaya afkomstig was. Het had Maria dan ook een heel jaarinkomen gekost (zo’n dertig denari) om er een kruikje van te bemachtigen. Dat ze het gebruikt voor Jezus’ zegt niet alleen iets over haar financiële situatie, maar ook iets over haar relatie met de ‘gezalfde’ (de letterlijke betekenis van ‘Christus’). Ze erkent hem met die daad als een wereldlijk en geestelijk leider en iedereen die aanwezig was en het geringste vleugje van die geur waarnam, moet dat begrepen hebben. ‘De geur trok door het hele huis’, staat er niet voor niets.

Maar er is nog iets aan de hand. Normaal gesproken worden alleen de voeten van een dode gezalfd. Dit wijst erop dat Maria de enige is – naast Jezus – die op dat moment weet dat hij binnenkort zal gaan sterven. De geur is haar laatste eerbetoon aan een persoon die haar dierbaar is.

De meester van Mansi

Hoewel kunstenaars meestal niet de nadruk leggen op de inhoud van de kruik, doet de zogenaamde ‘Meester van Mansi Magdalena’ – een Nederlandse schilder uit de Renaissance- dat wel. Zijn Maria is frontaal afgebeeld en staart de toeschouwer uitdagend aan. Ze heeft haar zalfpot geopend en nodigt je uit om de goddelijke geur die erin zit te ruiken en om direct deel te nemen aan de gebeurtenis door er niet alleen naar te kijken, maar die zelfs op te snuiven. Maar waar mensen zich deze geur in de tijd dat dit schilderij gemaakt werd vast nog wel konden voorstellen (mits men de geur eerder had waargenomen natuurlijk), ruiken wij alleen maar olieverf. Wij zijn het daarbij niet gewend om met een olfactorische blik te kijken. Wie de pose visueel benadert, ziet dus alleen maar een lege pot terwijl deze in olfactorisch opzicht onmetelijk rijk gevuld is.

Meester van Mansi Magdalena (actief tussen 1510-1525), Maria Magdalena, circa 1525, collectie Gemäldegalerie, Berlijn

Overgeromantiseerde geur?

Een recentere vermelding van nardus, zien we in de vermaarde roman The Picture of Dorian Gray (1890) van Oscar Wilde (1854-1900). Het boek – dat hij baseerde op het iets oudere Tegen de Keer (1884) van J.-K. Huysmans – werd als schandelijk en immoreel ontvangen.

Hoofdpersoon Gray – een narcist die nooit ouder lijkt te worden, omdat al zijn slechte daden en leeftijd zich alleen aftekenen in een portret van hem – was wars van intellectuele speculatie. Volgens hem zouden de werkelijke spirituele mysteriën van het leven schuilgaan achter de zintuiglijke waarneming en daarin niet onderdoen voor de ziel zelve. En daarom begon hij zich te bedrijven in de kunst van het mengen van parfums, iets waarvan ook de hoofdpersoon in Huysmans’ roman zich meester maakt. Gray gebruikte geuren (net als Wagner overigens) om bepaalde sferen en geestestoestanden te creëren:

He saw that there was no mood of the mind that had not its counterpart in the sensuous life, and set himself to discover their true relations, wondering what there was in frankincense that made one mystical, and in ambergris that stirred one’s passions […]; and seeking often to elaborate a real psychology of perfumes, and to estimate the several influences of sweet-smelling roots and scented, pollen-laden flowers […]; of spikenard, that sickens; of hovenia, that makes men mad; and of aloes, that are said to be able to expel melancholy from the soul.

Wilde was er – net als zijn tijdgenoten – van overtuigd dat geurstoffen onlosmakelijk verbonden waren aan een specifiek effect en dat nagenoeg iedereen dit zo ervaarde, zonder daarbij individuele voorkeuren in ogenschouw te nemen. In de negentiende eeuw werd er dan ook gedacht dat esthetiek bestond bij gratie van collectieve, universele waardering. Nardus noemt hij opvallend genoeg ‘misselijkmakend’. Dit nam hij direct over van Huysmans, die schreef over hoe de decadente op genot beluste Des Esseintes een parfumconcert voor zichzelf voortijdig afbrak:

He worked with amber and with Tonkin musk, marvelously powerful ; with patchouli, the most poignant of vegetable perfumes [..]. Try what he would, the eighteenth century obsessed him […]; Furious, he rose and to rid himself of the obsession, with all his strength he inhaled that pure essence of spikenard, so dear to Orientals and so repulsive to Europeans because of its pronounced odor of valerian. He was stunned by the violence of the shock. As though pounded by hammer strokes […].

Des Esseintes was geërgerd door zijn eigen obsessie met de geschiedenis, in dit geval van de achttiende eeuw. Het overmande hem en hij werd er te veel door afgeleid. Om in een keer verlost te zijn van zijn sentimentele door geuren gefaciliteerde reis, besluit hij daarom even aan nardus te ruiken. Als door een klap met een hamer komt hij bij zinnen. Er staat nog iets interessants, namelijk dat nardus geliefd is bij mensen uit ‘het oosten’ en gehaat wordt door Europeanen.

Door lezingen en rondleidingen heb ik wat ervaring kunnen opdoen met betrekking tot de reacties op nardus en die lopen zeer uiteen. Ik vraag het publiek vaak hun hand op te steken om zo een schatting te kunnen maken bij welk percentage het bevalt of juist niet. En dat is binnen een Europees publiek altijd – zonder uitzondering – ongeveer de helft. Het is nooit onderzocht, maar ik vermoed dat er net zoiets aan de hand is als bij koriander dat de een naar zeep of metaal vindt smaken en dat de ander als heerlijk kruidig ervaart. Dit verschil kent een genetische oorsprong. De ene groep vindt nardus naar zweetvoeten, verderf en kaas ruiken en de ander naar aarde en eucalyptus. Ik behoor gelukkig tot die laatste groep. Maar. Het frappante feit wil wel, dat wanneer ik een kaaswinkel binnenloop, een zweem nardus meen waar te nemen op de achtergrond.

Ivan Albright, The Picture of Dorian Gray, 1943/1944, collectie the Art Institute of Chicago. Dit schilderij werd speciaal gemaakt voor de verfilming van het boek van Oscar Wilde in 1945.

Nota bene: in de schilderkunstige traditie worden Maria Magdalena en Maria van Betthanië vaak met elkaar vereenzelvigd

Plaats een reactie