Kun je abstractie ruiken? De geuren van Mondriaans ateliers in Amsterdam, Parijs en New York

Bernardo Fleming van IFF ruikt aan de geur van Mondriaans atelier in New York.

Technisch gezien bestaan geurstoffen uit een verzameling moleculen die onze neusgaten doordringen. Geuren – hoe ongrijpbaar ook – zijn een materiële weerslag van materialen, activiteiten, gebeurtenissen en daarmee van tijdperken en plaatsen. Maar een geur is ook meer dan dat; zodra geurstoffen in onze neus terecht komen openen ze een enorme onvermoede mentale ruimte die binnenin ons bestaat en die is opgebouwd uit herinneringen en emoties. Daarom kan enkele geur kan ons meer vertellen dan duizend beelden en een enkele ademteug kan ons terugvoeren naar een ver verleden. Ook Mondriaan was gevoelig voor dergelijke prikkels. Mogelijk had zijn geurbewustzijn te maken hebben met het feit dat zijn opa parfumeur (en pruikenmaker) was. Aan zijn goede vriendin Aletta de Iong schreef hij bijvoorbeeld in 1910:

Bloemen vind ik toch zoo iets buitengewoon-heerlijks.Daar op dat plein achter Boymans stonden van de week zulke massa's! Ook de lucht ervan maakt me heel vreemd te moede.

De later in zijn leven blind geworden fotograaf Hannes Wallrafen ruikt aan de geur van Mondriaans Parijse atelier.

In het jubileumjaar 2022 – het 150ste geboortejaar van Mondriaan – vroeg conservator Caro Verbeek van Kunstmuseum Den Haag zich af of het mogelijk zou zijn om geur van de leefomgevingen van Mondriaan te reconstrueren. En dat riep nog meer spannende vragen op. Wat zouden de vervlogen geuren van Mondriaans ateliers in Amsterdam, Parijs en New York ons kunnen vertellen? Hoe verhouden deze zich tot de veranderende wereld waarin deze kunstenaar leefde en zijn kunst? Zouden we heel misschien zelfs zijn ontwikkeling richting abstractie kunnen ruiken?

Bezoekers kunnen dat door een samenwerking met parfumeurs van IFF sinds een paar jaar zelf ruiken en deze vragen beantwoorden dankzij een permanente geuropstelling bij de maquettes van zijn ateliers op de afdeling ‘Mondriaan & De Stijl’. Op basis van onderzoek van onze Mondriaan-conservator (Verbeek, maakten IFF parfumeurs Anh Ngo, Birgit Sijbrands onder begeleiding van Bernardo Fleming een scentscape van drie geuren. Bezoekers melden over die composities onafhankelijk van elkaar dat ze het gevoel hebben naast de kunstenaar te staan in zijn atelier in plaats van er alleen maar naar te kijken en meer empathie voor hem te voelen als een mens van vlees en bloed.

den haag, 7-4-2022, foto serge ligtenberg, Caro Verbeek, de nieuwe Mondriaan conservator met de parfumflessen met parfum die de drie ateliers van Mondriaan verbeelden, Amsterdam, Parijs en New York

De koloniale luchten van Amsterdam

Geurwiel Mondriaans atelier Amsterdam, ca. 1900, door Caro Verbeek

Aan het begin van zijn artistieke loopbaan woonde Mondriaan in Amsterdam waar hij studeerde aan de Rijksacademie. Hij werkte op dat moment nog in een traditionele naturalistische stijl en naar externe observatie, oftewel wat hij om zich heen zag. Hij schilderde stillevens, landschappen en molens die hij aantrof in het gebied dat Het Gein wordt genoemd naar het riviertje dat daar stroomt. Hij deed dat veelal in donkere kleuren, net zoals de schilders van de Haagse School.

Zijn atelier aan het Sarphatipark verschilde niet veel van dat van andere kunstenaars toentertijd. Er stonden zware houten meubelen en er was een kolenkachel. En er bevonden zich allerlei verzamelobjecten, zoals koperwerk, meerdere maskers, vazen, Japanse prenten en ook Perzische tapijten en kasjmier shawls.

Van dergelijke shawls is bekend dat ze hevig naar patchoeli – een plant met een insect-werende geurstof – roken. Mondriaans tapijten moeten juist naar verfrissend kamfer hebben gegeurd; ook al zo’n effectieve geurstof om textiel te beschermen. Dergelijke aroma’s waren in die tijd voor de westerse mens zeer exotisch, want ze werden voor het eerst collectief beschikbaar voor Nederlandse neusgaten als resultaat van kolonialisme en globalisering.

Patchoeli, Wikimedia Commons.

Ook activiteiten laten hun geursporen na. Mondriaan en bezoekende kunstenaars rookten veel tabak zoals sigaren, pijp en sigaretten. Natuurlijk moet ook de opwekkende heldere geur van terpentijn – een onmisbaar materiaal voor schilders – in de ruimte hebben gehangen.

Op de achtergrond is tot slot een ‘basisnoot’ waarneembaar van een licht schimmelige vochtigheid, waar Amsterdamse huizen al eeuwen mee kampten door de aanwezigheid van de vele grachten en het gebrek aan spouwmuren.

Uiteraard rook het niet continu hetzelfde. Er moet sprake zijn geweest van geurritmes, bijvoorbeeld wanneer hij iets veranderde in de ruimte. Zo verfde hij ooit een wand zwart. Hierover schreef Mondriaan zijn vriendin Aletta de Iong in 1909:

Daar ik een muur van ’t atelier met koolteer zwart maakte, ruikt het zóó naar teer dat je misschien hoofdpijn zou krijgen, en ik er ook maar uit ga. Ik dacht dat de lucht gauer weg zou gaan. Willen we dus maar beter uitstellen tot volgende week?

Mondriaan zou deze en andere geuren, opnieuw aantreffen in Parijs, maar ook andere dienden zich aan.

De industriële sfeer van Parijs

Geurwiel Mondriaans atelier Parijs, ca. 1919. Door Caro Verbeek

In Parijs – waar Mondriaan tussen 1912 en 1938 (met een onderbreking tijdens WOI) kreeg zijn werk steeds meer het uiterlijk waar het tot vandaag de dag zo bekend om staat. De visuele werkelijkheid wordt steeds minder belangrijk en abstractie doet zijn intrede. Zijn atelier aan de Rue du Départ werd rond 1919 net als zijn composities steeds eenvoudiger, leger en lichter. Ritme en beweging staan volgens hem dichter bij het leven dan de visuele weerslag ervan die hij ‘kostuum’ noemt. Er bevonden zich nu alleen nog noodzakelijke voorwerpen zoals lampen, meubels en schilders-attributen in zijn atelier (en natuurlijk een paar asbakken)

De geur van brandende kolen, verhit metaal, rook en stoom van het nabijgelegen station Montparnasse moet die bovenaards ordelijke, en smetteloze omgeving toch wat hebben verstoord. Mondriaan moest zijn schilderijen afdekken wanneer het raam openstond zodat er geen zwart laagje op kwam.

Prentbriefkaart Gare Montparnasse

Maar bezoekers van zijn atelier klaagden – waarschijnlijk door gewenning – niet over deze industriële lucht, maar meldden wel de stank die in het trappenhuis hing. Kennelijk maakte die een diepe indruk. De geur van het geteerde touw dat als trapleuning diende, werd er zelfs door overstemd. Zijn goede vriend en kunstcriticus Michel Seuphor herinnerde zich zestig jaar na zijn laatste bezoek die vervelende lucht nog:

Het binnenplaatsje, waaraan de opgang naar Mondriaans atelier lag, was heel miserabel. In het trappenhuis stonk het een beetje […].

En hij was niet de enige die die geur nauwelijks kan verdragen. Volgens schilder en tijdgenoot Wim Schuhmacher was het op de gang nauwelijks te harden:

Op de tweede verdieping was een wasbak […]voor de hele verdieping en die bak was bijzonder vuil. Dan had je dus al die stank en urine geroken en dan kwam je bij Piet.

De overgang van deze meurende ruimte naar het open, heldere en verzorgde atelier van Mondriaan moet zowel letterlijk als figuurlijk een verademing zijn geweest. De grootstedelijke walmen vielen zoals gezegd waarschijnlijk nauwelijks op en in de winter rook het – als je daar geld voor had tenminste – ook binnen naar brandende kolen.

Mondriaan had in Parijs overigens ook aandacht voor de geuren in de buitenlucht. In 1920 schreef hij in zijn literaire tekst “De groote boulevards”:

De boulevard is gedachtegeconcentreerder. Ik zie de kleuren en vormen. Ik hoor de geluiden. Ik voel de lentewarmte, ik ruik de lente lucht, de benzine, de parfums, ik proef de koffie.

Een vleugje vrijheid in New York

Geurwiel Mondriaans atelier New York, ca. 1943. Door Caro Verbeek

Op de hielen gezeten door de nazi’s kwam Mondriaan – na een tweejarig verblijf in Londen – in 1940 aan in New York. Hier hoefde hij niet langer te vrezen voor de oorlogsgeweld of vervolging. Zijn stijl veranderde door een hervonden optimisme voor de laatste keer behoorlijk, ook onder invloed van het bruisende stadsleven en natuurlijk de opzwepende ritmes van de boogiewoogie.

Mondriaan ontdekte hier tape als nieuw medium, zodat hij zijn composities even speels en dynamisch kon maken als de muziek waarop hij tot in de kleine uurtjes danste.

Dat betekende dat de opwekkende geur van lijm in veel hogere concentraties aanwezig was dan ooit tevoren, terwijl terpentijn als oude bekende aanwezig bleef. En wat te denken van de wasdoek (een doek bedekt met was) waar hij op danste midden in zijn atelier? Ook verdwenen er bekende geurelementen. Mondriaan woonde niet langer naast een druk station en de kolenkachel had in deze nieuwerwetse wereld plaats gemaakt voor (geurloze) centrale verwarming. Overigens wist de normaal zo toekomstgerichte kunstenaar niet goed wat hij aan moest met al die moderne spullen. Telefoneren deed hij liever niet en een radio vond hij ingewikkeld, maar een platenspeler bleef onmisbaar. De atmosfeer in zijn atelier was nu – als hij even geen sigaret rookte, wat hij op doktersadvies ook moest staken – even helder, fris en ‘vlak’ als zijn doeken en niet langer een rijk potpourri aan zware luchten.

Palet met witte verf van Mondriaan, ca. 1938, collectie Kunstmuseum Den Haag[CV2] .

Dit is de lichte, klare geur van het overboord gooien van alle ballast. En van een vrolijke en kleurrijke abstractie! Zijn atelier rook nu eindelijk naar het laboratorium dat zijn vroegere collega Theo van Doesburg vanaf 1930 ambieerde:

“Een absolute reinheid, een constant licht, een klare atmospheer. […] Men kan voorzeker meer van dokterslaboratoria leeren dan van de schildersateliers. Deze laatste zijn kooien waar het naar zieke apen stinkt”.

Van Doesburg heeft zelf de kristalheldere geur van Mondriaans New Yorkse atelier niet meer kunnen opsnuiven. Hij stierf in 1931 en hun vriendschap was vóór die tijd al verwaterd. Mondriaan blies begin 1944 zelf zijn laatste adem uit in een ander ‘dokterslaboratorium’, namelijk het Murray Hill Hospital in New York. In zijn atelier bleef zijn ‘liefdesbrief aan de wereld achter’; het net niet afgemaakte schilderij Victory Boogie Woogie. Dit werk zou nadien – anders dan zijn maker die nooit meer zou terugkeren – wel vijf keer de oceaan oversteken, vóór het in 1998 zijn definitieve plek vond bij ons in Kunstmuseum Den Haag. De denneachtige geur van de terpentijn die vandaag de dag nog ruikbaar opstijgt uit de verf vertelt ons over de – nog niet helemaal – vervlogen lucht van zijn leefsfeer en zijn werk.

Murray Hill Hospital

Credits

De parfums werden gemaakt door Anh Ngo, Birgit Sijbrands en Bernardo Fleming van IFF op basis van onderzoek van Caro Verbeek (Kunstmuseum Den Haag).

De geurstations werden gemaakt door Jorg Hempenius van iScent (flessen met pompen) en Berend Visser van Kunstmuseum Den Haag (houten meubeltjes).

In de media

De programmamakers van ‘Gymnastique’ van Tv-zender Arte maakten een documentaire over de geuren van Mondriaans ateliers (zie hier: https://www.arte.tv/fr/videos/105628-001-A/gymnastique/). Ook door nationale en andere internationale pers (Le Monde, The New York Times) werden de scentscapes opgepikt.


Zie ook het eerder verschenen artikel: Verbeek, C. (2022), “Kun je abstractie ruiken? – Hoe de geurtransities van Mondriaans ateliers zijn artistieke ontwikkelingen markeren (én bewerkstelligen)”, KM Magazine

Plaats een reactie